Het is in 2024 al 143 jaar geleden dat de eerste spoorlijn van de NZH tussen Leiden en Haarlem werd geopend. In 1880 begon de Noord-Zuid-Hollandse Stoomweg Maatschappij met het exploiteren van een stoomtram door de Bollenstreek, als aanvulling op de al bestaande stoomtramlijn Den Haag – Scheveningen die de primeur had als eerste stoomtram.
In het begin had de maatschappij te maken met lage opbrengsten en een slechte constructie van de trambaan, wat uiteindelijk resulteerde in een volledige vernieuwing van de trambaan.

Stoomtram voor de remise van de NZH in Hillegom, omstreeks 1920.

In de periode 1882-1885 werd op verzoek van de IJselstoomtram Maatschappij de tramlijn Leiden-Voorschoten-Den Haag aangelegd, met een zijlijn naar Wassenaar die in 1883 werd geopend.

Helaas heeft deze zijtak slechts tien jaar bestaan vanwege tegenvallende vervoersopbrengsten.

Na de overname van de IJselstoomtram door de Maatschappij van Exploitatie van Tramwegen, de M.E.T., werd de zijtak opgeheven in 1891.

Desondanks heeft Voorschoten dankzij de tramverbinding met Leiden en Den Haag een uitstekende infrastructuur gehad, wat heeft bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van de gemeente.

De stoomtramlijn was oorspronkelijk enkelsporig aangelegd, met verschillende wisselplaatsen waar trams elkaar konden passeren. Bij de Parkweg in Voorburg werd een loods gebouwd voor de rijtuigen en locomotieven, samen met een werkplaats voor het onderhoud van het stoomtrammaterieel en woningen voor het personeel.

In Noord-Holland begon men ook, zij het een jaar later, met de aanleg van stoomtramlijnen die later werden overgenomen door de NZH. De stoomtramlijn van Amsterdam/Noord naar Edam en de lijn Amsterdam-Purmerend-Alkmaar werden in dienst gesteld in de jaren 1888 en 1895. De stoomtramlijn van Haarlem via de Velserpont naar Alkmaar werd geopend in 1897, en ongeveer tien jaar later werd de lijn Kwadijk over Edam naar Volendam toegevoegd. In de vroege jaren dertig werden de verbindingen van Amsterdam Noord naar Volendam via Edam elektrisch aangelegd.

NZH-tram uit Volendam op de Meeuwenlaan in Amsterdam, 22 september 1956. Fotocollectie Stichting Historisch Genootschap De Blauwe Tram. Foto L.Albers.†

In een eerder stadium vond er al elektrificatie plaats. In 1899 opende de Eerste Nederlandse Elektrische Tramweg Maatschappij (ENET) een verbinding van Haarlem naar Zandvoort. Daarna opende de ENET een ringlijn rondom het centrum van Haarlem en tramlijnen naar Bloemendaal en Overveen. In het najaar van 1904 opende de Elektrische Tramweg Maatschappij een tramverbinding vanaf het Spui in Amsterdam naar Haarlem en nam vervolgens het ENET-baanvak Haarlem-Zandvoort over, waardoor er een directe tramverbinding tussen Amsterdam en Zandvoort ontstond. Deze tramlijnen werden geleidelijk overgenomen door de NZH.

Enkel geleede tramstel, gebouwd bij Beijnes in Haarlem in 1932. Fotocollectie Stichting Historisch Genootschap De Blauwe Tram.

De stoomtram Leiden-Haarlem had zijn eindpunt in de Haarlemmer Hout, vlakbij het eindpunt van de Haarlemse paardentram. De paardentram onderhield van 1874 tot 1913 de verbinding naar het spoorstation van de HIJSM. Na overname door de NZH werd deze stadslijn bereden met elektrische trams en later uitgebreid naar Haarlem-Noord en in zuidelijk richting naar Heemstede.

De stoomtramverbindingen Leiden – Katwijk, Leiden – Noordwijk en de Leidse paardentram werden tussen 1909 en 1910 overgenomen en elektrisch door de NZH bereden.
De stoomtramverbinding van Leiden naar Haarlem werd pas eind 1932 elektrisch en werd bediend met een revolutionair ontwerp van tien enkelgelede elektrische trams, ook wel bekend als tweeling-tramrijtuigen.

Na de overname van de stoomtramlijnen Leiden-Den Haag en Den Haag/Staatsspoor – Scheveningen door de NZH, werd er in 1923 snel gestart met de elektrificatiewerkzaamheden van de lijn Leiden – Den Haag – Scheveningen. Hiervoor werd het Duitse bedrijf AEG ingeschakeld. In Den Haag werd een spoorverbinding aangelegd, waardoor er een doorgaande verbinding met Scheveningen werd bereikt.

Elektrificatie ter hoogte van de Koekamp bij de Bosbrug in Den Haag, winter 1923-1924. Fotocollectie Stichting Historisch Genootschap De Blauwe Tram.

De tramlijn werd dubbelsporig aangelegd, grotendeels op een vrije baan. In de Schoolstraat te Voorschoten en bij het viaduct van de Hofpleinspoorlijn in Voorburg moest er echter gebruik worden gemaakt van “strengelspoor” vanwege de beperkte breedte op die locaties. Dit betekende dat de twee tramsporen dichter bij elkaar lagen en dat dit gedeelte van de baan slechts in 1 richting bereden kon worden. Er was een elektrisch waarschuwingssysteem geplaatst om dit bijzondere stuk spoor te beveiligen.

Voor de nieuwe tramverbinding werd in Budapest speciaal materieel gebouwd. De trams hadden een midden balkon met aan beide zijden twee schuifdeuren en waren uitgevoerd in de bekende blauwgrijze kleurencombinatie. Het interieur was prachtig, met gelakt hout, koperen handgrepen, plafondlampen van geslepen glas en zitplaatsen bekleed met rotan.

Openingsrit van de elektrische tram Leiden – Den Haag – Scheveningen op 11 april 1924. Leiden, Breestraat bij het stadhuis. Collectie Stichting NZH Vervoermuseum.

In het voorjaar van 1924 maakte de Blauwe Tram op een feestelijke manier zijn debuut. Na een bijeenkomst op het stadhuis van Leiden, waar de genodigden werden verwelkomd door het gemeentebestuur, vertrok het gezelschap op vrijdag 11 april in prachtig versierde tramrijtuigen, versierd met dennentakken, richting Scheveningen. Bij aankomst in Voorschoten werd er een feestelijke ontvangst voorbereid in hotel-restaurant Deurloo. Vervolgens werden er ontvangsten gehouden in de gemeenten Veur en Voorburg, die langs de tramlijn lagen. In de namiddag werd Scheveningen bereikt, waar het Haagse gemeentebestuur de genodigden verwelkomde in het Oranje Hotel. Voor deze speciale gelegenheid verzorgde de bekende conferencier Jean Louis Pisuisse een optreden.

Boedapester-tramstel in de duinen bij Zandvoort op de laatste rijdag. 31 augustus 1957. Fotograaf: J.C.T. van Engelen.†

De Blauwe Tram had ondanks zijn hoge gewicht de mogelijkheid om snelheden tot wel 80 km per uur te bereiken. Terwijl de stoomtram anderhalf uur nodig had om de afstand tussen Leiden en Den Haag te overbruggen, kon de elektrische tram dit in slechts drie kwartier doen.

Het mag misschien vreemd klinken, maar de glorieperiode van de Blauwe Tram vond plaats tijdens de crisisjaren, met name in de jaren twintig en dertig. Vooral in de jaren dertig voerde de NZH veel publiciteit, waaronder speciale dagkaarten waarmee men het hele tramnetwerk kon berijden, van Scheveningen tot Volendam.

Afscheidsrit lokaaldienst Voorburg – Den Haag op 10 mei 1958 met wagenvoerder Chris Engels. Foto: J.C.T. van Engelen.†

De A619/A620 en B15 vertrekken op 9 november om 18.42 uur als F-dienst voor de laatste keer uit Leiden naar Den Haag.

Gedurende ruim 37 jaar heeft de Blauwe Tram zijn glorietijd gekend, met uitzondering van een onderbreking van negen maanden tijdens de Tweede Wereldoorlog. In die donkere periode legde het trampersoneel op bevel van de Raad van Verzet het werk neer, nadat de landelijke spoorwegstaking zes dagen eerder was afgekondigd. Een maand na de bevrijding kon men weer gebruik maken van de Blauwe Tram, zij het in eerste instantie op beperkte schaal.

Toen het trambedrijf weer normaal functioneerde, besloot de NZH-directie onder druk van de NS om reorganisatieplannen door te voeren. Dit betekende dat er geleidelijk overgestapt zou worden van tram- naar busexploitatie. In 1948 werd de Haarlemse stadstram opgeheven, gevolgd door de tramverbinding van Haarlem door de bollenstreek naar Leiden. De laatste Blauwe Tramverbindingen vanuit Amsterdam/Noord naar het Waterland werden in 1956 stopgezet. Een jaar later werd de druk bereden tramverbinding van Amsterdam naar Zandvoort vervangen door een autobusdienst.

Aankomst van de NZH-tram in Katwijk aan Zee. Fotocollectie Stichting Historisch Genootschap De Blauwe Tram.

Gelijktijdig met het baanvak Den Haag – Scheveningen werd in 1958 het resterende deel van de lokaaldienst Voorburg – Den Haag opgeheven, ondanks protest van de Voorburgse bevolking.

Hiervoor werden twee buslijnen van de HTM in de plaats gesteld. Bij de laatste rit van de Voorburgse tram was er een bord aan de motorwagen bevestigd met de veelzeggende tekst: “Die rotbus wordt nooit zo knus”. In het najaar van 1960 werden ook de Leidse stadstram en de kustlijnen naar Katwijk en Noordwijk vervangen door buslijnen.

Helaas kwam het trammaterieel in de Leidse remise aan de Rijnsburgerweg aan een roemloos einde. Slechts een Leids stadstrammetje werd gespaard en gereserveerd voor museumdoeleinden. Het enige overgebleven deel van het ooit uitgebreide tramnetwerk van de NZH was de interlokale lijn van Leiden via Voorschoten naar Den Haag. In het najaar van 1961 werd abrupt een einde gemaakt aan deze tramlijn, zonder enige vooraankondiging. Op de avond van donderdag 9 november werd de tramexploitatie vroegtijdig stop gezet, met slechts een beperkt aantal mensen als getuige. De burgemeesters van Voorburg, Leidschendam en Voorschoten waren die avond aanwezig met versnaperingen voor het personeel, toen de laatste tram de remise aan de Parkweg in Voorburg binnenreed.

Opheffing van de tramdienst op 9 november 1961 met wagenvoerder A.Nieuwkoop. Fotocollectie: Stichting Historisch Genootschap De Blauwe Tram.

De daaropvolgende regenachtige maandag, de 13e november, werden de remisedeuren geopend en vertrokken de tramrijtuigen in de loop van de ochtend, voor een deel in niet eerder vertoonde samenstellingen, op eigen kracht naar een terrein even ten noorden van de Hoogkamerbrug bij Voorschoten, waar het fraaie materieel haar definitieve eindpunt vond. Binnen enkele maanden werden de trams met behulp van snijbranders in handzame stukken gesneden en per schuit afgevoerd naar de hoogovens. Ondanks bewaking en surveillance door de politie wist een enkeling nog tijdig enkele onderdelen te bemachtigen.
Deze reddingspogingen werden echter niet gewaardeerd en degene die betrapt werd, liep het risico te worden afgevoerd naar het politiebureau! Ook bestuursleden van het historisch genootschap namen destijds deel aan deze activiteiten en slaagden erin belangrijke zaken veilig te stellen. Op de dag af precies 15 jaar nadat de Blauwe Trams voorgoed uit het straatbeeld waren verdwenen, werd op zaterdag 13 november 1976 – bijna 30 jaar geleden – het enige overgebleven Boedapester tramrijtuig, dat dienst had gedaan als zomerhuis, overgebracht naar een loods in Voorburg voor restauratie. Dit was te danken aan de inspanningen van de bestuursleden van de Stichting Historisch Genootschap “De Blauwe Tram”. Men had eigenlijk al de moed opgegeven om dit unieke tramrijtuig voor het nageslacht te behouden. In een tijdsbestek van ruim 10 jaar werd door een werkgroep bestaande uit louter vrijwilligers het rijtuig in oorspronkelijke staat hersteld. Het behoort zeker tot de topstukken van het nationale erfgoed openbaar vervoer.

Restauratiewerkzaamheden in Voorburg aan de enig overgebleven Budapester, 19 mei 1980.